vrijdag 14 oktober 2011

Meneer B.


Plotsklaps bedacht ik me dat ik mijn lezers wel heel lang in spanning heb gehouden. De meesten van jullie wisten het natuurlijk al, maar ik heb gewonnen. Hoera! Echter, niemand die me had me verteld (behalve misschien dit boekje) dat het spel nu pas begint.

Want een PhD doen, is dat werken aan je onderzoek? Welnee, althans, niet de eerste twee trimesters. De eerste twee trimesters zijn bedoeld voor algemene verbreding. Dus heb ik nu al meerdere interessante artikelen gelezen over de dood, wordt er verwacht dat ik over enkele weken weet waarom het universum geen deken is en leer ik eindelijk economie.

Ja, meneer B., economieleraar op het zelfstandig gymnasium, u heeft mij lang weten te weerhouden ook maar iets met economie te maken te willen hebben. Dat u de les begon met een mondelinge overhoring, waarbij steevast een leerling werd uitgekozen, aan een Spaanse-Inquisitie-meets-bad-cop stel vragen werd onderworpen, en u daarna triomfantelijk begon te lachen en met uw voor mij nog steeds onplaatsbare accent uitriep: "Eentjes, eentjes, eentjes!", hielp daar wel bij. Toch is uw plan mooi in het water gevallen. Nu lees ik dus het Journal of Economic Literature en houd ik mij bezig met de zogeheten discount rate, de asset-return puzzels en economic modelling. Soms denk ik met vrees terug aan uw "Alle eentjes zwemmen in het water!", maar dan bedenk ik me: alles beter dan de dood of de deken.

dinsdag 14 juni 2011

Een IJsbeer Van 50.000 Pond

Week 2. Je staat weer tegenover Michael, de breed glimlachende quizmaster. Ditmaal zit er 50.196 pond (op het moment van schrijven ongeveer 56.000 euro) in de pot. Er zijn nog twee, voor de gelegenheid anoniem gemaakte tegenspelers in het spel. We spelen weer: het PhD-spel.

Het PhD-spel is, zoals inmiddels hopelijk duidelijk is, heel ingewikkeld. Elk schema dat ik heb gemaakt was wel op de een of andere manier ontoereikend: het gaf bijvoorbeeld de tijdsafhankelijkheid niet goed weer, of het nam niet mee dat sommige steden leuker zijn dan anderen om in te wonen, of er werd geen rekening gehouden met het feit dat die ene begeleider me wel heel erg zag zitten en even een babbeltje ging doen met het departement om me op een shortlist van maar drie mensen te krijgen voor een veel te nerveusmakende competitie en dat terwijl ik dacht nooit meer echt nerveus voor presentaties te zullen worden maar tenminste had ik een plaatje van een ijsbeer op een van mijn sheets en daar werd dan wel weer een minuut of twee hard om gelachen en nu maar hopen dat dat genoeg is om heel veel geld te krijgen want het zou zo zonde zijn van je treinkaartje Londen anders...

Over een week weet ik of dat laatste is gelukt. Dat is fijn, dat brengt rust, want:

1. Als ik geld krijg dan wijs ik ze niet af. Dus dan weet ik waar ik heen ga.
2. Als ik géén geld krijg kan ik niet naar hen toe, dan blijft er nog maar één optie over, en dan weet ik ook waar ik heen ga.

Beiden zijn goed. Maar tot die tijd is het wel heel erg spannend...

dinsdag 31 mei 2011

Waarden en Wetenschap

Normaal gesproken schrijf ik voornamelijk over mijn belevenissen bij het aanvragen van beurzen. Nu lijkt het me leuk om dit weer een keer te onderbreken voor wat Echte Inhoud. Daarom een link naar het volgende symposium, dat ik met veel plezier bezocht heb:

Het symposium Intelligent Design in the Public Domain

Dit symposium was een discussie tussen wetenschappers, filosofen en theologen over de Intelligent Design-beweging, georganiseerd door wetenschapshistorici. Als je de link volgt kan je alle lezingen van het symposium gewoon thuis achter de PC volgen. Vooral ook leuk voor degenen die niet (meer) dagelijks op de universiteit rondlopen. Ik raad vooral het eerste praatje, van Kenneth Miller uit de Verenigde Staten, aan iedereen aan die niet zo vaak naar dit soort lezingen luistert.

dinsdag 24 mei 2011

Gastschrijver: Merlijn in Parijs

Er zijn uiteraard meer mensen bezig met een uitwisseling in het buitenland. Af en toe publiceer ik daar een stukje van. Wil jij ook een stukje schrijven? Stuur me dan een berichtje.

Bureaucratie

Beste Lezer,

Mijn naam is niet Rosa. Mijn bestemming is niet Londen. Mijn doel is niet eens een PhD. Desondanks zijn de hoepeltjes voor een masterstage in Parijs vergelijkbaar. Rosa suggereerde dat ik hier dus maar een gastblog moest schrijven. Bij dezen.

Merlijn

Bureaucratie. Paarse krokodillen.
En zo voelt het ook écht.

Op het moment ben ik met een viertal beurzen bezig. Een wordt uitgegeven door een overheidsorganisatie van een vreemd land, een door een Nederlandse universiteit, een door een aan diezelfde universiteit gelieerde stichting en een door een internationaal consultancybureau met een vestiging in Amsterdam.
Het vreemde land in kwestie staat bekend om de bureaucratie. Dat uit zich ook in een beursaanvraag. Daarvoor is nodig: een formulier (2 pagina’s), een motivatiebrief (2), een CV (2), een begroting (1), kopieën van diploma’s en cijferlijsten (2x9), een aanbevelingsbrief (2), een toelatingsbrief (1) en een projectbeschrijving (1). Totaal: 29 pagina’s. Eenmaal per e-mail, eenmaal per post. Alleszins redelijk.
De Nederlandse universiteit heeft een ander eisenlijstje. Die willen namelijk een formulier dat ondertekend is door de buitenlandcoördinator van de faculteit. Ze willen het bovendien binnen een week nadat je de aanvraag hebt ingediend, en dat vertellen ze op het moment dat je dat al hebt gedaan. De buitenlandcoördinator wil dan alleen wel een toelatingsbrief van je toekomstige stagebegeleider en een akkoord van de examencommissie. Dus mail je die examencommissie. Maar oeps! Dat moet via je studieadviseur, dus moet je eerst dáár maar eens mee mailen. En uiteraard werken deze mensen maar twee dagen in de week (afgezien van de voorzitter van de examencommissie die het akkoord uiteindelijk snel geregeld had).

Het internationale consultancybureau is dan een verademing. Een webformuliertje, waarin moet worden meegestuurd: een motivatiebrief, een cv, wat je totale begrotingsbedrag is, wat je andere inkomstenbronnen zijn en wat je nog nodig hebt. Klik. Verstuurd.
Tsja.
Dan hebben we nog de aan de universiteit gelieerde stichting. Die stichting geeft de kleinste beurzen van allemaal, en daar staat de grootste bureaucratie tegenover. An sich valt de aanvraag nog wel mee: Een aanvraagformulier (2 pagina’s), samenvatting en toelichting begroting (1), projectbeschrijving (1-2), persoonlijke motivatie, formele inbedding, contacten op die universiteit (1), aanbevelingsbrief volgens specifieke eisen van deze stichting (2), toelatingsbrief (1), CV (2), gewaarmerkte cijferlijst en kopie BA-cijferlijsten (5). Totaal: 15 pagina’s.
Maar nu komt het: dat moet je wel in tienvoud inleveren. Oh, en vergeet niet je bijlagen correct te nummeren!

Gelukkig maar dat die beurs niet strikt noodzakelijk is om te doen wat ik (rechts) al deed toen ik negen was: Me verbazen over (in dit geval: drijf-)zand.

Als Ik Wil

Ben ik er net van overtuigd dat de Godin der Promoties een wispelturig wezen is (dat bovendien voortdurend aan het flirten is met de God der Bureaucratie), een dame van boven die er speciaal op uit is om mij voor lastige keuzes te stellen, overkomt me dit.

Ik kreeg net een e-mail van de universiteit waar ik het afgelopen half jaar onderzoek heb gedaan. Ik ben "shortlisted" (A short list or shortlist, merkt Wikipedia guitig op, is a list of candidates for a job, prize, award, political position, etc., that has been reduced from a longer list of candidates (sometimes via intermediate lists known as "long lists"). The length of short lists varies according to the context.) voor een beurs, dus of ik even heen en weer wil vliegen voor een interview.

OK, het is nu officieel: ik zet lekker hard mijn "Doe niet zo moeilijk, het komt allemaal wel goed" playlist op.

We Need To Talk


Hoe kan je zo'n brief het beste beginnen? "We need to talk"? "I don't love you anymore"? "It's not your university, it's me"?

Uiteindelijk werd het "I found it very hard to make a decision". Maar was dat wel zo? Ik denk dat je altijd diep van binnen toch een beter gevoel hebt bij de ene keuze dan bij de andere. En uiteraard helpen gezellige leesclubjes, avonden borrelen en, ja, naamsbekendheid, prestige, competitiedrang en een hoge plaatsing op internationale ranglijsten daarbij.

Dus heb ik het noordelijke universiteitje afgewezen. Ik ga voor het risico. Allons-y!

zaterdag 21 mei 2011

Dilemma

Dan sta je daar. De quizmaster, gestoken in een fout pak, en op de een of andere manier met het hoofd van Michael Palin, grijnst je tegemoet en zegt: "Gaat u met de prijs, 30.000 pond naar huis? Of komt u volgende week terug en speelt u weer... het PhD spel?"

Ik heb inmiddels van een bescheiden universiteitje in het noorden van Engeland een beursaanbod gekregen, voor drie jaar, inclusief een flinke zak geld richting mijn levensonderhoud. Het is een goede universiteit, staat op 38 in de wereldranglijst, de mensen zijn er vriendelijk. Er is alleen een probleem, want zoals Jarvis Cocker zong in Glory Days: "When you've seen how big the world is, how can you make do with this?"

Die zoektocht naar een universiteit lijkt, zoals ik eerder al aangaf in een blog over je aanmelden voor een PhD, een beetje op een zoektocht naar een leuke partner. En ik houd de boot een beetje af. Ik ben onbetrouwbaar, iemand die zegt dat ze wel even een kopje koffie komt drinken maar dan op het laatste moment afzegt. Iemand die steeds vlot op mails reageert, maar als je vraagt: "Kom je dan echt volgend jaar?" een paar dagen op zich laat wachten. Het is net een heel ongezonde relatie. En ik twijfel.

Dat laten de dames en heren bij de twijfeluniversiteit niet op zich zitten, dus beladen ze me met lieve briefjes. Zeggen dat ze me heel goed vinden en dat, hoewel ze zich kunnen voorstellen dat ik nog andere mogelijkheden heb, het zo leuk zouden vinden als ik voor hen koos, dat meneer F. het zo fijn zou vinden om met me samen te werken. En, als klap op de vuurpijl, dat ze geld voor me hebben.

Nu is het inmiddels hopelijk duidelijk dat je niet standaard betaald wordt voor een PhD in Engeland en dat het godgans onmogelijk is om een leuke beurs te krijgen, tenzij je op een specifieke maandag in 1997 blauwe sokken hebt gedragen. Het lijkt een compleet random proces. Dus als Michael dan voor je staat en zegt: ja, je hebt de juiste doos uitgekozen, je kan volgend jaar eten, wil je naar huis?, wat zeg je dan?

Ik twijfel. Ik heb een groot schema gemaakt waarin mijn beursmogelijkheden allemaal kleine takjes van een beslissingsproces zijn. Ik weet: de kans dat ik nog iets anders krijg aangeboden is heel klein. Als ik dit niet accepteer en, zeg, voor de beste universiteit ter wereld kies, moet ik waarschijnlijk flink gaan lenen. Maar het is dan wel de beste universiteit ter wereld en ik voel me er thuis.

Dus ik dacht, goh, ik wacht het nog even af. Ik zeg tegen de twijfeluniversiteit dat ik nog andere mogelijkheden in de pijpleiding heb, dat ik als dat niet doorgaat graag naar ze toe kom, maar dat het nog even duurt voor ik die beslissing weloverwogen en goedgeinformeerd kan maken. Het is alsof je tegen je minnaar zegt: ik vertel het volgende week aan mijn vrouw, ze is deze week net jarig, dat is ook weer zoiets. Overdreven analogie? Welnee. Want nog geen dag nadat ik dit aan mijn twijfelvrienden had verteld, kreeg ik een mailtje:

"Your acceptance of the scholarship would indicate a commitment to take up the award and study here. That is, we would then expect you to begin here in October."

en een mailtje:

"I would be grateful if you could let us know whether you intend to take up this award by no later than Wednesday 25th May."

Dat is volgende week woensdag. Dus ik word voor het blok gezet! Ga ik voor de safe way out? Of is dat net als terug onder de dekens kruipen, uitroepend: "Laat maar! Ik hoef al niet meer!" En Michael Palin ondertussen maar glimlachen, en dat pak maar glitteren, en die doos maar aanlokkelijk daar liggen. Hier zijn problemen in decision theory van gemaakt.

dinsdag 12 april 2011

The Magic Word

Binnenkort: een groot organigram met alle mogelijkheden die ik nog heb, ter lering en vermaak. Tot die tijd de tussenstand in Fondsenwerfland.

Het begint allemaal heel onschuldig: je krijgt een envelop binnen van je universiteit, denkt nog angstvallig 'Oh nee, niet weer een boete voor de bieb' en opent de brief dan tussen de bedrijven door. Of je zit net even te Tetrissen en ziet een mailtje binnenkomen van de secretaresse van een fonds en denkt: goh, zouden ze nog meer brandende hoepels voor me hebben.

Zo'n brief begint altijd op dezelfde manier:
"Dear Rosa,

I am sorry to inform you that..."

of
"Beste Rosa,

Hierbij wil ik je namens de selectiecommissie laten weten dat je helaas niet..."

Dan lees je zo'n brief verder, en staat er:
"The standard of competition was incredibly high and at an even higher level than in recent years. Consequently many very well qualified and talented applicants could not be funded from our resources."

of
"Andere kandidaten voldeden beter aan alle voorwaarden maar er moet gezegd worden dat de verschillen niet groot waren."

Zou er misschien een universele richtlijn zijn voor het schrijven van deze brief? Krijg je dat op je secretaresseopleiding als groot vakgeheim te horen? Ik zie het zo voor me, een grote horde secretaresses die in het geniep zit te gniffelen om dit groot geheim en denkt: ik moet dan misschien meneer Janssens koffie zetten, maar ik kan er wel voor zorgen dat zijn dochter op een subtiel nare manier wordt afgescheept.

Wat ik namelijk lees in het bovenstaande is: je moet misschien de komende drie jaar alleen van oude cornflakes leven, maar je kan met een gerust hart gaan slapen omdat je bijna net zo goed bent als die kinders die een tiental ruggen per jaar van ons krijgen.

En dat is het dan. Je denkt: dan maar een leven als kluizenaar in de Oost-Indische Alpen, met een eiwitrijkdieet van maden en slechts je getrainde roedel cavia's Bob, Suzie en Carolina om je gezelschap te houden. De rest van je tijd zal je door brengen die verdomde cavia's op hun eenwieler te leren rijden, zodat je tenminste de geestesdodende stilte kan verdrijven met hun enthousiast gepiep.

Maar wacht eens even. Plots, terwijl je al met een weemoedige blik denkt aan de zangles die je Bob, Suzie en Carolina gaat geven ('En dan nu Money (That's What I Want), jongens!'), springt daar een woord uit de brief naar voren. Het grijpt je aan. Een magisch woord, dat de madensoep en barkoude winternachten in je grot doet vervagen tot slechts een wilde doch caviarijke nachtmerrie, een woord dat zijn glas roosvicee naar voren duwt en zegt: "Het komt wel goed, schatje". The word that launched a thousand ships:

reservelijst

Ik sta op de reservelijst. Als een kort Dadaistisch gedicht staat het daar. Dingdingdingding, u heeft de troostprijs, een minieme kans op een jaar voedsel gewonnen! De ruige fictieve alpenrotsen maken plaats voor het zachtroze licht van een wonderschone zonsopgang boven een schitterend luchtkasteel, het Paleis der Wetenschap, gevuld met jonge maagden die druiven voor je pellen, engeltjes die je studeren met hun luit- en harpgetokkel begeleiden, kamers vol boeken. Morning Mood van Peer Gynt op de achtergrond. Een gelukzalig gevoel maakt zich van je meester.

En eigenlijk geheel onterecht. Als ze me nu hadden verteld dat ik sowieso afgevallen was, dan had ik plannen kunnen smeden, mijn zwaard kunnen slijpen, cavia's kunnen gaan adopteren. Maar dat kleine zaadje hoop maakt zich van je meester en laat je niet meer los, je denkt bij jezelf: ach, ik ben toch bijzonder, dat komt toch allemaal wel goed. En de secretaresses maar gniffelen, ondertussen het driekoppig bureaucratisch monster onder hun bureau strelend, terwijl ze zeggen: "Goed zo, Fido. Goed zo. We hebben er weer een."

donderdag 10 maart 2011

Kerstpakketen, Golddiggers, Jagers & Verzamelaars

Enkele weken geleden schreef ik op deze blog het volgende over financiering:
Dit alles is genoeg om door onder je dekens weg te kruipen en puberaal uit te roepen: "Laat dan maar! Ik hoef al niet meer weg!"
En wat blijkt, dit geldt ook voor het bekostigen van een promotieplaats. Wat zeg je, je dacht dat er elke maand een mooi loonstrookje werd uigedeeld, compleet met eindejaarsbonus en kerstpakket? Welnee. Het idee dat je een salaris krijgt in de academische wereld in de UK is volledig onterecht (ik vraag me eigenlijk af waar het vandaan komt). Promoveren is voor the lucky few hard werk voor een bedrag van nog een 900 pond per maand en in het meer voorkomende geval hard werk voor helemaal niets.

Er zijn dertien fondsen in binnen- en buitenland die ik heb aangeschreven om mijn uitgaven te bekostigen. Die uitgaven omvatten de 900 pond aan levensonderhoud, maar ook een dikke rekening aan 'tuition fees', die kan oplopen tot 5000 pond per jaar. De dertien fondsen lopen wijd uiteen, van 'een beetje ondoorzichtig' tot 'hels bureaucratisch', en van 'misschien als ik geluk heb' tot 'spring eens door deze brandende hoepels heen, dan kijken we of we je aanvraag indienen bij onze baas'.

Wordt het er beter op als je klaar bent met je PhD? Nee. Aan de ene kant zou je verder kunnen gaan met een academische carriere. En als ik de gesprekken van postdocs in de koffiekamer in het prestigieuze centrum waar ik nu studeer moet geloven, verandert er niets. Ook zij zijn bezig met aanvragen, aanmeldingen, aanbevelingsbrieven. Laatst zei een vrouwelijke collega van me, toch zeker dik in de dertig, inmiddels aangenomen bij een chique Amerikaanse universiteit: "Ik wou dat ik een partner had om me te onderhouden." Wauw. Ik wist eigenlijk niet wat ik daar op moest antwoorden. Moet je tegenwoordig golddigger zijn om je 'life of the mind' te kunnen veroorloven?

Aan de andere kant zou je na zo'n PhD uit kunnen schreeuwen: "Dan verkoop ik mijn ziel wel aan het bedrijfsleven!" Maar helpt die PhD daar dan mee? Nee. Als je dit goedgeschreven artikel uit de Economist mag geloven, verdienen PhDs niet meer dan mensen met een master. Er is geen grote vraag naar intellectuelen.

Je komt nog maar weinig PhD-studenten tegen die positief zijn over wat ze doen. Hun klacht klinkt altijd hetzelfde: ik doe niet genoeg, ik verdien niet genoeg, niemand waardeert me. Er worden thrillers geschreven over filosofiepromovendi die moorden voor geld. Er worden comics gemaakt over hoe PhD-studenten alleen noedelsoepjes kunnen eten omdat ze niet genoeg geld hebben. Ik zou willen zeggen: genoeg! Dat is toch doodzonde! Hebben we daarvoor eeuwen aan vooruitgang doorgemaakt? Zijn we daarvoor ontwikkeld van jagers en verzamelaars tot een efficiente maatschappij waarin sommige mensen hun leven aan louter kennisvergaring kunnen wijden? Om nu te besluiten dat het leven van de intellectueel ons misschien toch niet genoeg waard is? Bah! Bij dezen roep ik op tot het schrijven van een optimistisch, positief verhaal over het intellectuele leven! Wie helpt me zo'n verhaal te vinden?

dinsdag 8 maart 2011

Speciaal Voor De Gelegenheid Geherintroduceerde Woorden

Met die sollicitaties zit het allemaal wel goed. Gisteravond ging ik weer eens gezellig uit eten met een aantal onderzoekers en ik vermaakte me. Het kan zo snel lopen: het ene moment zit je in een aftandse studentenkroeg Martini's te drinken, het andere moment eet je Drunken Duck met de creme de la creme van de philosophers of physics.

Maar wees waakzaam! Ondertussen, op de achtergrond, was het universum een gemeen plannetje tegen mij aan het smeden. Want wat blijkt? Die rare Jabberwockiaanse mensen van mijn thuisuniversiteit, u weet wel, die mensen waar ik fondsenwervingssalami van ging maken, hebben besloten dat ik maar eventjes voor een sollicitatiegesprek op en neer naar Nederland moet vliegen. Hoe lang duurt zo'n gesprek? 15 minuten.

Is het dan niet mogelijk om een weekje te wachten tot ik uberhaupt terug ben in Nederland? Nee, want ze werken onder een strakke deadline. Is het dan niet mogelijk om een conference call via Skype te houden? Nee, want ik moet lijfelijk aanwezig zijn. Lijfelijk, zo'n woord dat in jaren niet gebruikt wordt maar dan voor de gelegenheid door de bureaucratie weer eens uit de kast gerukt wordt. Bah! Driewerf bah!

maandag 7 maart 2011

Zangvogeltje

Mijn relaas van de afgelopen weken, wat zeg ik, maanden, is door sommigen al vergeleken met een reality show. En is het dan niet heerlijk om te kunnen zeggen: ik zit erin hoor, die finale! Ik ben niet weggestemd!

Inmiddels heb ik, min of meer officieel, mijn offers binnen. Ik heb bij vijf universiteiten 'gesolliciteerd' en ik ben bij allemaal aangenomen. Om de analogie met de reality show nog maar wat verder te misbruiken wil ik graag het volgende advies uitdelen, mij ooit gegeven door mijn zangjuf: "Het maakt niet uit hoe vals je zingt, als je het maar hard genoeg doet." Ik ben inmiddels schor.

zondag 6 maart 2011

But What Is Science?

Wetenschapsfilosofie is een mooi vakgebied. Toen ik er voor het eerst mee in aanraking kwam, in 2006, had het iets mysterieus: we dachten na over vragen waar iedereen wel eens over nagedacht heeft, maar nooit dieper op ingaat. Wat weten we nu eigenlijk echt zeker? Hoe komt het dat wetenschappers in staat zijn theorieën te formuleren die uiteindelijk mannen naar de maan sturen? Dat mysterie heeft het voor mij gehouden en dat is nog steeds een van de aantrekkelijkste kanten.

Het is ook een heel breed vakgebied: de ene dag lees ik diepte-artikelen over medisch onderzoek, de andere dag over computerprogramma's voor chemische analyse, een week later over de plichten van een docent sociale wetenschappen. Ik probeer wiskundige principes, zoals manifolds, onder de knie te krijgen. Ik heb zelfs een middag in een laboratorium plakjes spierweefsel gesneden om die vervolgens onder de microscoop te bekijken. Ik kom dus met allerlei verschillende disciplines in aanraking. Maar in tegenstelling tot university college-opleidingen, die zoveel in drie jaar proberen te proppen dat er geen algemene lijn meer te herkennen valt, moet ik de rode draad proberen te zien. Hoe werkt wetenschap? Waarom werkt wetenschap? Zijn er grote verschillen tussen disciplines?

Dit studiejaar staat voor mij in het teken van onderzoek. Toen de bachelor-masterstructuur nog niet was ingevoerd, was dit het eerste jaar van het promotietraject van een student. Ik zou dan nu mijn eerste hoofdstuk aan het schrijven zijn. Hoewel het niet meer verplicht is om dat te doen, mede omdat de meeste studenten helemaal geen promotieplek ambiëren, heb ik het toch zo opgevat. Dit jaar ben ik bezig de fundering te leggen voor mijn onderzoek de komende jaren.

Ik vraag me dit jaar af hoe wetenschappelijk onderzoek beïnvloed wordt door de principes, interesses en waarden van de wetenschapper die het onderzoek uitvoert. Kort gezegd zijn er drie momenten in wetenschappelijk onderzoek waar waarden een rol (zouden kunnen) spelen: bij het kiezen van een onderwerp en een methodologie, bij het verzamelen van bewijs voor een bepaalde claim, en bij het toepassen van resultaten in de maatschappij. De eerste en laatste aspecten zijn niet wereldschokkend. Als een student besluit om zijn carrière te richten op onderzoek naar kanker omdat hij persoonlijke ervaringen heeft met die ziekte, kijkt niemand daar van op. Als die student besluit om bepaalde medicatie niet op dieren te testen uit diervriendelijkheid is dat alleen maar lovenswaardig. In beide gevallen zal niemand zeggen dat zijn resultaten er minder geloofwaardig op worden omdat hij zijn principes een rol liet spelen. Aan het andere uiteinde van wetenschap geldt hetzelfde: als een regering besluit om recente ontdekkingen in de deeltjesfysica te gebruiken om kernreactoren te bouwen, kunnen we dat een goed of een slecht idee vinden, maar de deeltjesfysica zelf staat buiten kijf.

Mijn taak als filosoof wordt pas interessant als een wetenschapper zijn bewijsmateriaal en zijn claims laat beïnvloeden door zijn politieke, economische of sociale waarden. Je kan als wetenschapper nog zo'n fan zijn van Stalin, maar daarom mag je niet zeggen dat Darwinisme niet klopt. Hoe spelen waarden een rol bij het formuleren van een theorie? Zijn er ook momenten waarbij het wel in orde is als een wetenschapper zijn eigen achtergrond zijn keuzes laat beïnvloeden? Er is de laatste tijd veel geschreven over het principe risk assessment. Kort gezegd zegt de filosofie van risk assessment het volgende. Als wetenschapper weet je nooit honderd procent zeker dat je hypothese klopt, hoeveel bewijs je ook verzameld hebt. Stel nu dat je een hypothese over klimaatverandering hebt, die zegt dat Nederland over vijftig jaar compleet onder water komt te staan tenzij we bepaalde maatregelen treffen. Dan zal je die hypothese sneller naar buiten brengen dan wanneer de consequenties minder erg waren. Je hebt intuïtief gezien minder bewijs nodig, je kan minder zeker van je zaak zijn, voordat je beleidsmakers inlicht. Want stel toch dat je gelijk zou hebben. Het risico dat je loopt is wel heel groot. Aan de andere kant zou je kunnen denken dat de maatregelen die getroffen moeten worden wel heel veel geld gaan kosten. Dan wil je misschien weer meer bewijs hebben voordat je je hypothese voor beleidsdoeleinden aanneemt. Het is dus altijd een afweging van risico's, een risk assessment.

Deze beschrijving van hoe waarden een rol spelen in wetenschap is niet compleet. Wetenschap bestaat uit veel meer dan het aannemen van hypotheses. Soms formuleer je wel een hypothese maar publiceer je alleen je vertrouwen in die hypothese (ik weet 95% zeker dat...). Soms formuleer je geen hypothese, maar probeer je een model te maken voor een bepaald fenomeen. Soms werk je in een vakgebied waar risico's helemaal geen rol spelen. Want wat maakt het voor de maatschappij uit of je het skelet van die tyrannosaurus helemaal goed in elkaar hebt gezet?

Dat is een ander aspect van wetenschapsfilosofie, van onderzoek in het algemeen, dat ik heel fijn vind: het is niet af. Er is nog genoeg te onderzoeken. Bovendien is dit onderzoek ook nog toepasbaar. Want als we weten wat de consequenties van het gebruik van waarden in wetenschap zijn, dan kunnen we daar als beleidsmakers ook over nadenken. Zijn er bepaalde regels nodig om de invloed van waarden te beperken? Of juist niet? Uiteraard kan ik zulke grote vragen nooit in mijn eentje oplossen. Maar ik heb zin om een begin te maken.

woensdag 2 maart 2011

A Day In The Life

Wat doe ik nu eigenlijk de hele dag?

Ik kan me voorstellen dat de overgrote meerderheid van de Nederlanders, wat zeg ik, de overgrote meerderheid van de mensen die ik ken, dat niet weet. Ik doel hier niet op de veelgenoemde klacht dat Plato en The Secret in de gemiddelde boekenwinkel dezelfde kast toegewezen krijgen (wel erg!). Of de onlangs gehoorde opmerking dat ik misschien wat meer moet studeren en wat minder moet netwerken (er is immers een verschil tussen er over schrijven, je weet wel, human interest en er de hele dag mee bezig zijn). Nee, de algemenere vraag: waar bestaat mijn werkdag uit?



Er zullen zat mensen nu op hoge poten opspringen (leuk beeld!) en roepen: maar hee, wacht eens even, je bent student, je werkt niet! Daarop is mijn antwoord: zolang ik elke maand een bedrag van de overheid krijg om essays te schrijven vind ik dat werk. Het studentenleven beschouwen als een vier jaar (ok, zes jaar) lange vakantie, danwel als student danwel als politicus, lijkt me onterecht. Dat levert respectievelijk een zesjesmentaliteit of forse bezuinigingen op de kenniseconomie op.

Met die opmerking uit de weg dus mijn werkdag van vandaag. Gewoon, voor de human interest.

08:45 In de bus, met een artikel van mevrouw Steele. Beetje lezen, beetje naar het mooie doch regenachtige Londen kijken.
09:15 Met een flinke bak thee achter mijn bureau. Eerst maar even het artikel van Jeffrey lezen, geschreven in de jaren vijftig maar nog steeds relevant. Dan proberen zijn argumentatie in een A4-tje samen te vatten. Wat is de structuur van zijn artikel? Ben ik het met hem eens? En als hij gelijk heeft, wat betekent dat dan voor mijn onderzoeksvraag?
12:00 Tijd voor lunch! Even proberen de flyers op de campus te ontwijken (er zijn universitaire verkiezingen, daar trekken ze van alles voor uit de kast, van tijgerkostuums tot stoepkrijt), dan bij de lunchroom een broodje en een peer halen.

12:15 Mmmm, peer. Achter mijn bureau, met het artikel van Steele, om het uit te lezen en dan een samenvatting te maken. Steele schreef haar artikel een paar dagen geleden en heeft het aan mij toegestuurd toen ik haar daar om vroeg. Ik kan haar dus alles vragen wat ik wil (of dat ga ik in elk geval proberen!). Even een nette mail typen met twee centrale vragen. En tussendoor, een klein paniekmomentje als ik een mail binnen krijg over een van mijn fondsenaanvragen. Blijkt dat ze meer info nodig hebben. Gelukkig kan ik het snel oplossen door een laatste formuliertje in te vullen en terug te sturen naar de secretaresse.
16:00 Het departement drinkt koffie. Discussie over het Leven als Academicus, ongevraagd advies van prominenten aanhoren en proberen optimistisch te blijven als een postdoc over de arbeidsmarkt begint. Opmerking van de dag, van M., philosopher of physics: "Global warming? Daar maak ik me geen zorgen over hoor. Uiteindelijk is er maar een ding belangrijk en dat is zwaartekracht. De zon heeft niet zo lang meer, over een paar biljoen jaar wordt-ie toch een rode reus." Ik vertel een leuke anecdote over hangjongeren in mijn thuiswijk Islington die oude vrouwtjes met uien bekogelen.
18:30 Terug in de bus. Paar pagina's van Douglas' boek lezen, het meest recente werk in de niche die ik voor mijn onderzoek bestudeer, maar vooral ook uit het raampje kijken. Het is lekker rustig dus zit ik bovenin en voorin in de dubbeldekker. Ik denk met een glimlach aan de beroemdste wetenschapsfilosofe van het moment, die me toevertrouwde dat ze graag op die plaats zit en dan doet alsof ze buschauffeur is. (Toch twijfels over haar carriere?)

Morgen, als jullie het leuk vinden, ook een post over mijn dag buiten het Londense academische leven. Op de planning staan alvast het lezen van een hoofdstukje uit Douglas' boek, patat van de Burger King op King's Cross, de wekelijkse leesgroep in Cambridge en een departmental seminar over de geschiedenis van lepra. Hoera! Dat toch liever dan achter het stuur van de dubbeldekker.

dinsdag 1 maart 2011

De allesweter en de aanpasser

Leuk hoor, conferenties. Er is altijd een uitgebreid buffet en men drinkt er interessante lokale biertjes. Je mag eindelijk weer een keer je nette kleding aan, toch niet een dagelijkse aangelegenheid voor een aspirerend academicus. Bovendien is het vaak op een exotische locatie. Ah, en dan was er nog iets, hoe heet het ook al weer, inhoud.

Nu gaat het leven vaker over de vorm dan om de inhoud en hetzelfde geldt voor netwerken. Net zoals mensen liever naar een conferentie gaan als er allemaal fijne extra's bij zitten, nemen mensen liever iemand aan waar ze het goed mee kunnen vinden.

Tijd voor een beetje anecdotal evidence. Een medestudent van me, M., heeft een uitgebreide achtergrond in filosofie van quantummechanica en om die reden denkt hij ook veel af te weten van politiek, kerkmuziek, vrouwen, biologie en Britse eetgewoontes. Daarom vertelt M. je vanuit de goedheid van zijn eigen hart graag precies wat er mis is met je standpunt, vaak nog voor je het standpunt hebt uitgesproken en in het bijzonder als je hoogleraar bent, want dan moet je toch beter weten. Het is het soort mens dat lange epistels schrijft over de pedagogisch-didactische kwaliteiten van zijn docent en die dan naar het hoofd van het departement wil sturen (true story).

Nee, dan C., moeder van een kleuter, die na tien jaar in financiën te hebben gewerkt nu de eerste voorzichtige stappen zet in de academische wereld. Toen ze haar eerste essay moest schrijven riep ze verschrikt uit: "Maar ik heb al jaren niets anders dan een verjaardagskaart geschreven!" Ze loopt graag tijdens de office hours de kamer van een docent binnen en vraagt dan om hulp.

Dan nu de vraag: wie neem je liever aan? Een bevriend academicus gaf toe M. nooit aan te nemen als hij zijn houding niet zou veranderen, hoe slim hij ook is. Tenzij de universiteit waar hij solliciteert dus door goed geluk nooit met hem in aanraking komt zit een stralende toekomst er niet voor hem in. C. daarentegen past zich aan, met succes. Inmiddels heeft ze aardig contact met een prestigieuze Londense universiteit. Haar onderzoeksvoorstel, een vernieuwende combinatie tussen evolutiebiologie en economie, wordt goed ontvangen en er zijn mensen graag bereid om een leuke aanbevelingsbrief voor haar te schrijven.

Wat kunnen degenen die niet in zo'n extreme situatie als M. of C. zitten, hier van leren? De reden dat C. het nu goed doet is dat ze, elke keer als ze een probleem had, een vraag stelde aan iemand aan de universiteit. Ze liet zien dat ze, hoewel ze geen sterke achtergrond had, wel heel flexibel was. Terwijl M. nooit toe zal geven dat hij fout zit. Dit brengt me op het eerste belangrijke punt in mijn sollicitaties voor promotieplekken: vraag anderen om hulp. Pas je aan. Laat zien dat je open staat voor suggesties, in plaats van anderen steeds suggesties te doen over hoe zij zich aan kunnen passen...

...of denken jullie dat het anders zit?

maandag 21 februari 2011

Controle over de compote

Lieve lezer, terwijl de pruimencompote rustig staat te pruttelen op het fornuis, een kort bericht!

De laatste brief is op de post. Na een korte vakantie in Canada, zo'n honderdvijftig pond aan koerierdiensten, postzegels en smeergeld, een fish pie met rode wijn en een rogan josh met lager (en vieze grappen), twee gratis cappuchino's (koekje tweemaal afgeslagen), een gratis fles chardonnay (inmiddels berucht), een lezing over de geschiedenis van water, over natuurlijke categorieën (inclusief ludieke plaatjes van koeien), over de geschiedenis van een tiende seconde, een presentatie voor een leesclubje en vele, vele e-mailcontacten kan ik dan eindelijk zeggen: it's out of my hands. Als ze me nu niet aannemen lag dat niet aan mijn rusteloze genetwerk!

Vandaar natuurlijk ook de pruimencompote - het is fijn ergens controle over te hebben en deze van tijd tot tijd Kafkaeske beslommeringen hielpen daar niet bij. Toch nog maar een paar koekjes bakken dan, of misschien gehaktballetjes draaien. Of allebei!

vrijdag 18 februari 2011

Conferenties, opgetrokken wenkbrauwen en gratis eten

At a Conference
You are standing in the corner of a conference room, all by yourself. There is a group of academics here.
>examine academics
The group of academics looks terrifying. They are talking, no doubt of things you don't understand. A young man is standing in the corner opposite you and you can see he's thinking the same thing you are.
>approach loner
You approach the young man.
>say hello
He greets you in return.




Zoals ik eerder schreef weet ik nog niet of ik ergens in de UK ben toegelaten voor een PhD. Toch ben ik al op het magische punt gekomen waarop ik met een gerust hart kan zeggen dat ik er alles aan heb gedaan. Reden genoeg dus om snel neer te pennen wat ik allemaal gedaan heb om op dat punt te komen, lieve lezer, voordat eventuele afwijzingen me verbitterd en cynisch maken.

Zoals jullie weten viel de keuze om er voor te gaan ergens eind oktober. Vervolgens verliep mijn grote netwerkavontuur, geheel onbedoeld maar ook zeer effectief, in een goed te onderscheiden paar stappen. Hieronder volgt in retrospect (want dan is zoiets altijd makkelijker) een eerste relaas.

At the water cooler
Medestudent J. en ik staan gezellig te praten over musea bij de gedeelde koffieautomaat van het instituut. Op de muur hangt een reclameposter voor een bepaalde conferentie en J. zegt: hee, heb jij niet je bachelor aan die universiteit gedaan? Dan pas valt de poster mij ook op en ik zie dat een van mijn favoriete professoren de conferentie heeft georganiseerd.

>contact professor
You contact the professor and he is delighted to hear from you. They are not admitting any more conference guests at the moment, but if you e-mail his secretary and mention he's fine with it she'll enroll you anyway.


Boejah. Het besluit mee te doen met de conferentie is nuttig om twee redenen: (1) nieuwe mensen leren kennen in mijn vakgebied, en (2) een streepje voor hebben op andere studenten door proactief te reageren op zo'n poster. (Toen medestudent S. mij een week later vroeg naar de conferentie gaf ik te horen wat mijn professor mij vertelde - de lijst zit vol. Punt. Ik weet zeker dat het passend is om nu heel kwaadaardig een wenkbrauw op te trekken, maar daar leent dit medium zich niet zo voor.) Daarnaast is het nuttig om specifiek naar deze conferentie te gaan omdat het maar kleine universiteit is, dus niet heel angstaanjagend voor een nieuwkomer. Bovendien valt het niet heel erg op als je bij je alma mater naar zo'n conferentie gaat (je valt pas echt op als je zonder echt duidelijke reden naar Montreal vliegt...).

Na de conferentie kon ik twee dingen zeggen: ten eerste had ik gesproken met een man die ik tot nu toe alleen nog maar van naam kende, omdat hij in de schoolboekjes van de bachelor voorkwam. Bovendien mocht ik hem Jim noemen, het resultaat van een avond niet afgeschrokken wegdraaien maar een uitnodiging voor een cruise accepteren. Ten tweede hoorde ik van H., die veel te veel bier ophad, dat hij volgend jaar een zak geld binnen ging halen voor promotieplekken. "Dit zou ik eigenlijk niet moeten vertellen, maar...". Beide momenten blijven in mijn geheugen geplakt!

Had ik daartoe kwaadaardige middelen ingezet? Had ik mijn +5 mind control amulet omgehangen? Nee. Ik hield me slechts aan de volgende twee regels:

(1) Laat je voorstellen door iemand die je al kent, of benader iemand die alleen staat.
(2) Doe gezellig mee met de borrel, het etentje, de cruise. Hoe eng ook, je ziet eruit als een nieuwkomer en dat is erg handig, vooral als de helft van de andere conferentiegangers oud genoeg is om spontaan moedergevoelens te krijgen als ze je daar zien staan. (En hee, gratis eten!)

Al met al een goede oefening voor een paar maanden later, toen ik naar een Echt Grote Conferentie ging.

wordt vervolgd

woensdag 26 januari 2011

Ik wil niet klagen, maar...

Lieve lezer! Je zal inmiddels wel benieuwd zijn wat mij de afgelopen maanden toch zo bezig heeft gehouden. Ben ik misschien een ware paradigm shift op het spoor? Heb ik een theorie geformuleerd die Popper en Kuhn waardig is? Of ben ik inmiddels erelid geworden van de bende ongewassen tieners die de straat voor mijn huis onveilig maakt?

Nee, nee, en bijna, maar nee! Waar de afgelopen tijd mijn prioriteit op stond was het aanvragen van beurzen voor mijn PhD-onderzoek. Niet weer, zul je zeggen. Draait de wereld dan alleen om geld? Dat was natuurlijk een retorische vraag. Vandaar dat ik hieronder een nieuw relaas geef van mijn avonturen in Fondsenwerfland.

Omdat ik er niet vanuit kan gaan dat ik in Engeland op mijn academische resultaten alleen een beurs krijg (van die zes voor Analyse 4 kun je dus letterlijk niet eten), moet ik een back up plan formuleren. Naast Chardonnay met hoogleraren is een van de opties het aanvragen van een beurs in Nederland. Daar ben ik dan ook al druk mee bezig. De deadline is 1 maart, dus dan kan je maar beter halverwege januari beginnen. Hieronder een chronologisch verslag.

1) Ik bezoek netjes de website van het fonds dat deze beurs uitkeert. Daarop staat dat ik maar beter even aan mijn thuisuniversiteit kan vragen of ze me willen helpen. Alle aanvragen lopen namelijk via de universiteit waar je je master doet, ook al is het een landelijk fonds en ben je tijdens je PhD niet meer aan die universiteit verbonden.
2) Ik mail vriendelijk een van de studentendecanen (want ja, daar heb ik inmiddels een adres van), waarin ik om hulp vraag en nog even benadruk dat ik in het prachtige buitenland woon en hoop dat het geheel via internet en de post kan worden geregeld.
3) Ik krijg een mail terug van een compleet ander persoon. Deze persoon vertelt mij, niet zozeer snibbig als wel veel te formeel, dat ik toch niet kan verwachten alles op afstand te regelen. Er zijn namelijk Regels om je aan te houden, Nummer Zeven! Ze verwachten voor 1 maart van mij, op papier, in zevenvoud (not kidding), persoonlijk aan de balie afgeleverd, zeer zeker niet via de e-mail, gatverdamme, wie denk je wel niet dat je bent, een aanvraagpakketje.
4) Ik lees nog maar even door wat de universiteit voor aanvullende informatie van mij nodig heeft. Wat blijkt: ze willen graag twee aanbevelingsbrieven. Dit zijn brieven van een hoogleraar die uitlegt dat je een toffe meid met een grandioze toekomst in het vooruitzicht bent, die ook nog eens een flinke dot wiskunde heeft gedaan, en altijd vriendelijk glimlacht en met haar hoofd knikt tijdens college. Ik snap wel waarom zo'n brief nodig is, maar mijn thuisuniversiteit doet er nog een schepje bovenop. Ze willen alleen aanbevelingsbrieven van hoogleraren die aan hun universiteit verbonden zijn. Jaren aan internationale samenwerking gaan zo het afvoerputje in, want Onze Universiteit is toch de Mooiste. Lieve lezer, zelfs Cambridge eist dat niet, en die hebben toch een goede reden.
5) Ik mail naar een vriendelijke hoogleraar van de Mooiste Universiteit Ter Wereld. Trouwe lezers zullen weten wat hier ogenblikkelijk op volgde:
6) Ik ontvang een out of office-reply. Niet tot volgende week, maar tot april, die maand die traditioneel na maart komt.
7) Ik slijp mijn traditioneel kromzwaard om de Jabberwock te lijf te gaan.

Nu denkt de trouwe lezer: ach, dat kan mijn dochter wel, die bevecht dat bureaucratisch beest tot er slechts een fondsenwervingssalami van over is. Hoera! Maar denk eens even aan de rode draad die door deze blog heenloopt: het is nooit zo makkelijk. Nee, makkelijk komt niet in het fondsenwervingswoordenboek voor. Godgans onmogelijk wel. Want wat gebeurt er nadat ik mijn zevenvoudig pakketje heb ingeleverd?

8) Ik word uitgenodigd voor een Gesprek met een kring hoogleraren van de Mooiste Universiteit Ter Wereld. Die gaan mij dan Evalueren.
9) Deze kring hoogleraren, want universeel erkend als de Meest Belangrijke Hoogleraren Ter Wereld, besluit of ze (en nu komt het) mijn aanvraag willen indienen. Niet of ze het fonds gaan uitkeren (want zo Belangrijk zijn ze blijkbaar ook weer niet).
10) Ze vinden mijn glimlach niet vriendelijk genoeg, of: ze vinden hem vriendelijk genoeg, maar er gaat een hele hoop mis met de aanvraag, en ik moet een paar uur aan de telefoon hangen om uit te leggen dat er op de achterkant van het papiertje ook tekst staat, of iets dergelijks. Mijn enige hoop: dat de rest van de Arme Studenten die deze beurs aanvraagt al bij (2), (4) of (6) de soep inloopt.

Misschien is het toch niet te laat om mijn buurtbende om hulp te vragen? Wotcher, mates!

woensdag 12 januari 2011

Wat maakt een kandidaat een goede kandidaat?

Binnenkort zal hier mijn eerste artikel over PhD-aanmeldingen gepubliceerd worden. Tot die tijd een korte brain teaser om over na te denken: als je contact met een professor gelimiteerd is tot een zeer informeel gesprek over je ideeen voor een onderzoek, tijdens een borrel, en die professor daarna veel aanmerkingen heeft op je formele onderzoeksvoorstel, maar toch zegt dat ze graag je aanmelding ondersteunt, waar ligt dat laatste dan aan? Wat voor meting heeft ze gedaan om te bepalen of je inderdaad een goede kandidaat bent? En kunnen we daaruit een algemene tip afleiden?