dinsdag 1 maart 2011

De allesweter en de aanpasser

Leuk hoor, conferenties. Er is altijd een uitgebreid buffet en men drinkt er interessante lokale biertjes. Je mag eindelijk weer een keer je nette kleding aan, toch niet een dagelijkse aangelegenheid voor een aspirerend academicus. Bovendien is het vaak op een exotische locatie. Ah, en dan was er nog iets, hoe heet het ook al weer, inhoud.

Nu gaat het leven vaker over de vorm dan om de inhoud en hetzelfde geldt voor netwerken. Net zoals mensen liever naar een conferentie gaan als er allemaal fijne extra's bij zitten, nemen mensen liever iemand aan waar ze het goed mee kunnen vinden.

Tijd voor een beetje anecdotal evidence. Een medestudent van me, M., heeft een uitgebreide achtergrond in filosofie van quantummechanica en om die reden denkt hij ook veel af te weten van politiek, kerkmuziek, vrouwen, biologie en Britse eetgewoontes. Daarom vertelt M. je vanuit de goedheid van zijn eigen hart graag precies wat er mis is met je standpunt, vaak nog voor je het standpunt hebt uitgesproken en in het bijzonder als je hoogleraar bent, want dan moet je toch beter weten. Het is het soort mens dat lange epistels schrijft over de pedagogisch-didactische kwaliteiten van zijn docent en die dan naar het hoofd van het departement wil sturen (true story).

Nee, dan C., moeder van een kleuter, die na tien jaar in financiƫn te hebben gewerkt nu de eerste voorzichtige stappen zet in de academische wereld. Toen ze haar eerste essay moest schrijven riep ze verschrikt uit: "Maar ik heb al jaren niets anders dan een verjaardagskaart geschreven!" Ze loopt graag tijdens de office hours de kamer van een docent binnen en vraagt dan om hulp.

Dan nu de vraag: wie neem je liever aan? Een bevriend academicus gaf toe M. nooit aan te nemen als hij zijn houding niet zou veranderen, hoe slim hij ook is. Tenzij de universiteit waar hij solliciteert dus door goed geluk nooit met hem in aanraking komt zit een stralende toekomst er niet voor hem in. C. daarentegen past zich aan, met succes. Inmiddels heeft ze aardig contact met een prestigieuze Londense universiteit. Haar onderzoeksvoorstel, een vernieuwende combinatie tussen evolutiebiologie en economie, wordt goed ontvangen en er zijn mensen graag bereid om een leuke aanbevelingsbrief voor haar te schrijven.

Wat kunnen degenen die niet in zo'n extreme situatie als M. of C. zitten, hier van leren? De reden dat C. het nu goed doet is dat ze, elke keer als ze een probleem had, een vraag stelde aan iemand aan de universiteit. Ze liet zien dat ze, hoewel ze geen sterke achtergrond had, wel heel flexibel was. Terwijl M. nooit toe zal geven dat hij fout zit. Dit brengt me op het eerste belangrijke punt in mijn sollicitaties voor promotieplekken: vraag anderen om hulp. Pas je aan. Laat zien dat je open staat voor suggesties, in plaats van anderen steeds suggesties te doen over hoe zij zich aan kunnen passen...

...of denken jullie dat het anders zit?