Enkele weken geleden schreef ik op deze blog het volgende over financiering:
Dit alles is genoeg om door onder je dekens weg te kruipen en puberaal uit te roepen: "Laat dan maar! Ik hoef al niet meer weg!"
En wat blijkt, dit geldt ook voor het bekostigen van een promotieplaats. Wat zeg je, je dacht dat er elke maand een mooi loonstrookje werd uigedeeld, compleet met eindejaarsbonus en kerstpakket? Welnee. Het idee dat je een salaris krijgt in de academische wereld in de UK is volledig onterecht (ik vraag me eigenlijk af waar het vandaan komt). Promoveren is voor the lucky few hard werk voor een bedrag van nog een 900 pond per maand en in het meer voorkomende geval hard werk voor helemaal niets.
Er zijn dertien fondsen in binnen- en buitenland die ik heb aangeschreven om mijn uitgaven te bekostigen. Die uitgaven omvatten de 900 pond aan levensonderhoud, maar ook een dikke rekening aan 'tuition fees', die kan oplopen tot 5000 pond per jaar. De dertien fondsen lopen wijd uiteen, van 'een beetje ondoorzichtig' tot 'hels bureaucratisch', en van 'misschien als ik geluk heb' tot 'spring eens door deze brandende hoepels heen, dan kijken we of we je aanvraag indienen bij onze baas'.
Wordt het er beter op als je klaar bent met je PhD? Nee. Aan de ene kant zou je verder kunnen gaan met een academische carriere. En als ik de gesprekken van postdocs in de koffiekamer in het prestigieuze centrum waar ik nu studeer moet geloven, verandert er niets. Ook zij zijn bezig met aanvragen, aanmeldingen, aanbevelingsbrieven. Laatst zei een vrouwelijke collega van me, toch zeker dik in de dertig, inmiddels aangenomen bij een chique Amerikaanse universiteit: "Ik wou dat ik een partner had om me te onderhouden." Wauw. Ik wist eigenlijk niet wat ik daar op moest antwoorden. Moet je tegenwoordig golddigger zijn om je 'life of the mind' te kunnen veroorloven?
Aan de andere kant zou je na zo'n PhD uit kunnen schreeuwen: "Dan verkoop ik mijn ziel wel aan het bedrijfsleven!" Maar helpt die PhD daar dan mee? Nee. Als je dit goedgeschreven artikel uit de Economist mag geloven, verdienen PhDs niet meer dan mensen met een master. Er is geen grote vraag naar intellectuelen.
Je komt nog maar weinig PhD-studenten tegen die positief zijn over wat ze doen. Hun klacht klinkt altijd hetzelfde: ik doe niet genoeg, ik verdien niet genoeg, niemand waardeert me. Er worden thrillers geschreven over filosofiepromovendi die moorden voor geld. Er worden comics gemaakt over hoe PhD-studenten alleen noedelsoepjes kunnen eten omdat ze niet genoeg geld hebben. Ik zou willen zeggen: genoeg! Dat is toch doodzonde! Hebben we daarvoor eeuwen aan vooruitgang doorgemaakt? Zijn we daarvoor ontwikkeld van jagers en verzamelaars tot een efficiente maatschappij waarin sommige mensen hun leven aan louter kennisvergaring kunnen wijden? Om nu te besluiten dat het leven van de intellectueel ons misschien toch niet genoeg waard is? Bah! Bij dezen roep ik op tot het schrijven van een optimistisch, positief verhaal over het intellectuele leven! Wie helpt me zo'n verhaal te vinden?
donderdag 10 maart 2011
dinsdag 8 maart 2011
Speciaal Voor De Gelegenheid Geherintroduceerde Woorden
Met die sollicitaties zit het allemaal wel goed. Gisteravond ging ik weer eens gezellig uit eten met een aantal onderzoekers en ik vermaakte me. Het kan zo snel lopen: het ene moment zit je in een aftandse studentenkroeg Martini's te drinken, het andere moment eet je Drunken Duck met de creme de la creme van de philosophers of physics.
Maar wees waakzaam! Ondertussen, op de achtergrond, was het universum een gemeen plannetje tegen mij aan het smeden. Want wat blijkt? Die rare Jabberwockiaanse mensen van mijn thuisuniversiteit, u weet wel, die mensen waar ik fondsenwervingssalami van ging maken, hebben besloten dat ik maar eventjes voor een sollicitatiegesprek op en neer naar Nederland moet vliegen. Hoe lang duurt zo'n gesprek? 15 minuten.
Is het dan niet mogelijk om een weekje te wachten tot ik uberhaupt terug ben in Nederland? Nee, want ze werken onder een strakke deadline. Is het dan niet mogelijk om een conference call via Skype te houden? Nee, want ik moet lijfelijk aanwezig zijn. Lijfelijk, zo'n woord dat in jaren niet gebruikt wordt maar dan voor de gelegenheid door de bureaucratie weer eens uit de kast gerukt wordt. Bah! Driewerf bah!
Maar wees waakzaam! Ondertussen, op de achtergrond, was het universum een gemeen plannetje tegen mij aan het smeden. Want wat blijkt? Die rare Jabberwockiaanse mensen van mijn thuisuniversiteit, u weet wel, die mensen waar ik fondsenwervingssalami van ging maken, hebben besloten dat ik maar eventjes voor een sollicitatiegesprek op en neer naar Nederland moet vliegen. Hoe lang duurt zo'n gesprek? 15 minuten.
Is het dan niet mogelijk om een weekje te wachten tot ik uberhaupt terug ben in Nederland? Nee, want ze werken onder een strakke deadline. Is het dan niet mogelijk om een conference call via Skype te houden? Nee, want ik moet lijfelijk aanwezig zijn. Lijfelijk, zo'n woord dat in jaren niet gebruikt wordt maar dan voor de gelegenheid door de bureaucratie weer eens uit de kast gerukt wordt. Bah! Driewerf bah!
maandag 7 maart 2011
Zangvogeltje
Mijn relaas van de afgelopen weken, wat zeg ik, maanden, is door sommigen al vergeleken met een reality show. En is het dan niet heerlijk om te kunnen zeggen: ik zit erin hoor, die finale! Ik ben niet weggestemd!
Inmiddels heb ik, min of meer officieel, mijn offers binnen. Ik heb bij vijf universiteiten 'gesolliciteerd' en ik ben bij allemaal aangenomen. Om de analogie met de reality show nog maar wat verder te misbruiken wil ik graag het volgende advies uitdelen, mij ooit gegeven door mijn zangjuf: "Het maakt niet uit hoe vals je zingt, als je het maar hard genoeg doet." Ik ben inmiddels schor.
Inmiddels heb ik, min of meer officieel, mijn offers binnen. Ik heb bij vijf universiteiten 'gesolliciteerd' en ik ben bij allemaal aangenomen. Om de analogie met de reality show nog maar wat verder te misbruiken wil ik graag het volgende advies uitdelen, mij ooit gegeven door mijn zangjuf: "Het maakt niet uit hoe vals je zingt, als je het maar hard genoeg doet." Ik ben inmiddels schor.
zondag 6 maart 2011
But What Is Science?
Wetenschapsfilosofie is een mooi vakgebied. Toen ik er voor het eerst mee in aanraking kwam, in 2006, had het iets mysterieus: we dachten na over vragen waar iedereen wel eens over nagedacht heeft, maar nooit dieper op ingaat. Wat weten we nu eigenlijk echt zeker? Hoe komt het dat wetenschappers in staat zijn theorieën te formuleren die uiteindelijk mannen naar de maan sturen? Dat mysterie heeft het voor mij gehouden en dat is nog steeds een van de aantrekkelijkste kanten.
Het is ook een heel breed vakgebied: de ene dag lees ik diepte-artikelen over medisch onderzoek, de andere dag over computerprogramma's voor chemische analyse, een week later over de plichten van een docent sociale wetenschappen. Ik probeer wiskundige principes, zoals manifolds, onder de knie te krijgen. Ik heb zelfs een middag in een laboratorium plakjes spierweefsel gesneden om die vervolgens onder de microscoop te bekijken. Ik kom dus met allerlei verschillende disciplines in aanraking. Maar in tegenstelling tot university college-opleidingen, die zoveel in drie jaar proberen te proppen dat er geen algemene lijn meer te herkennen valt, moet ik de rode draad proberen te zien. Hoe werkt wetenschap? Waarom werkt wetenschap? Zijn er grote verschillen tussen disciplines?
Dit studiejaar staat voor mij in het teken van onderzoek. Toen de bachelor-masterstructuur nog niet was ingevoerd, was dit het eerste jaar van het promotietraject van een student. Ik zou dan nu mijn eerste hoofdstuk aan het schrijven zijn. Hoewel het niet meer verplicht is om dat te doen, mede omdat de meeste studenten helemaal geen promotieplek ambiëren, heb ik het toch zo opgevat. Dit jaar ben ik bezig de fundering te leggen voor mijn onderzoek de komende jaren.
Ik vraag me dit jaar af hoe wetenschappelijk onderzoek beïnvloed wordt door de principes, interesses en waarden van de wetenschapper die het onderzoek uitvoert. Kort gezegd zijn er drie momenten in wetenschappelijk onderzoek waar waarden een rol (zouden kunnen) spelen: bij het kiezen van een onderwerp en een methodologie, bij het verzamelen van bewijs voor een bepaalde claim, en bij het toepassen van resultaten in de maatschappij. De eerste en laatste aspecten zijn niet wereldschokkend. Als een student besluit om zijn carrière te richten op onderzoek naar kanker omdat hij persoonlijke ervaringen heeft met die ziekte, kijkt niemand daar van op. Als die student besluit om bepaalde medicatie niet op dieren te testen uit diervriendelijkheid is dat alleen maar lovenswaardig. In beide gevallen zal niemand zeggen dat zijn resultaten er minder geloofwaardig op worden omdat hij zijn principes een rol liet spelen. Aan het andere uiteinde van wetenschap geldt hetzelfde: als een regering besluit om recente ontdekkingen in de deeltjesfysica te gebruiken om kernreactoren te bouwen, kunnen we dat een goed of een slecht idee vinden, maar de deeltjesfysica zelf staat buiten kijf.
Mijn taak als filosoof wordt pas interessant als een wetenschapper zijn bewijsmateriaal en zijn claims laat beïnvloeden door zijn politieke, economische of sociale waarden. Je kan als wetenschapper nog zo'n fan zijn van Stalin, maar daarom mag je niet zeggen dat Darwinisme niet klopt. Hoe spelen waarden een rol bij het formuleren van een theorie? Zijn er ook momenten waarbij het wel in orde is als een wetenschapper zijn eigen achtergrond zijn keuzes laat beïnvloeden? Er is de laatste tijd veel geschreven over het principe risk assessment. Kort gezegd zegt de filosofie van risk assessment het volgende. Als wetenschapper weet je nooit honderd procent zeker dat je hypothese klopt, hoeveel bewijs je ook verzameld hebt. Stel nu dat je een hypothese over klimaatverandering hebt, die zegt dat Nederland over vijftig jaar compleet onder water komt te staan tenzij we bepaalde maatregelen treffen. Dan zal je die hypothese sneller naar buiten brengen dan wanneer de consequenties minder erg waren. Je hebt intuïtief gezien minder bewijs nodig, je kan minder zeker van je zaak zijn, voordat je beleidsmakers inlicht. Want stel toch dat je gelijk zou hebben. Het risico dat je loopt is wel heel groot. Aan de andere kant zou je kunnen denken dat de maatregelen die getroffen moeten worden wel heel veel geld gaan kosten. Dan wil je misschien weer meer bewijs hebben voordat je je hypothese voor beleidsdoeleinden aanneemt. Het is dus altijd een afweging van risico's, een risk assessment.
Deze beschrijving van hoe waarden een rol spelen in wetenschap is niet compleet. Wetenschap bestaat uit veel meer dan het aannemen van hypotheses. Soms formuleer je wel een hypothese maar publiceer je alleen je vertrouwen in die hypothese (ik weet 95% zeker dat...). Soms formuleer je geen hypothese, maar probeer je een model te maken voor een bepaald fenomeen. Soms werk je in een vakgebied waar risico's helemaal geen rol spelen. Want wat maakt het voor de maatschappij uit of je het skelet van die tyrannosaurus helemaal goed in elkaar hebt gezet?
Dat is een ander aspect van wetenschapsfilosofie, van onderzoek in het algemeen, dat ik heel fijn vind: het is niet af. Er is nog genoeg te onderzoeken. Bovendien is dit onderzoek ook nog toepasbaar. Want als we weten wat de consequenties van het gebruik van waarden in wetenschap zijn, dan kunnen we daar als beleidsmakers ook over nadenken. Zijn er bepaalde regels nodig om de invloed van waarden te beperken? Of juist niet? Uiteraard kan ik zulke grote vragen nooit in mijn eentje oplossen. Maar ik heb zin om een begin te maken.
Het is ook een heel breed vakgebied: de ene dag lees ik diepte-artikelen over medisch onderzoek, de andere dag over computerprogramma's voor chemische analyse, een week later over de plichten van een docent sociale wetenschappen. Ik probeer wiskundige principes, zoals manifolds, onder de knie te krijgen. Ik heb zelfs een middag in een laboratorium plakjes spierweefsel gesneden om die vervolgens onder de microscoop te bekijken. Ik kom dus met allerlei verschillende disciplines in aanraking. Maar in tegenstelling tot university college-opleidingen, die zoveel in drie jaar proberen te proppen dat er geen algemene lijn meer te herkennen valt, moet ik de rode draad proberen te zien. Hoe werkt wetenschap? Waarom werkt wetenschap? Zijn er grote verschillen tussen disciplines?
Dit studiejaar staat voor mij in het teken van onderzoek. Toen de bachelor-masterstructuur nog niet was ingevoerd, was dit het eerste jaar van het promotietraject van een student. Ik zou dan nu mijn eerste hoofdstuk aan het schrijven zijn. Hoewel het niet meer verplicht is om dat te doen, mede omdat de meeste studenten helemaal geen promotieplek ambiëren, heb ik het toch zo opgevat. Dit jaar ben ik bezig de fundering te leggen voor mijn onderzoek de komende jaren.
Ik vraag me dit jaar af hoe wetenschappelijk onderzoek beïnvloed wordt door de principes, interesses en waarden van de wetenschapper die het onderzoek uitvoert. Kort gezegd zijn er drie momenten in wetenschappelijk onderzoek waar waarden een rol (zouden kunnen) spelen: bij het kiezen van een onderwerp en een methodologie, bij het verzamelen van bewijs voor een bepaalde claim, en bij het toepassen van resultaten in de maatschappij. De eerste en laatste aspecten zijn niet wereldschokkend. Als een student besluit om zijn carrière te richten op onderzoek naar kanker omdat hij persoonlijke ervaringen heeft met die ziekte, kijkt niemand daar van op. Als die student besluit om bepaalde medicatie niet op dieren te testen uit diervriendelijkheid is dat alleen maar lovenswaardig. In beide gevallen zal niemand zeggen dat zijn resultaten er minder geloofwaardig op worden omdat hij zijn principes een rol liet spelen. Aan het andere uiteinde van wetenschap geldt hetzelfde: als een regering besluit om recente ontdekkingen in de deeltjesfysica te gebruiken om kernreactoren te bouwen, kunnen we dat een goed of een slecht idee vinden, maar de deeltjesfysica zelf staat buiten kijf.
Mijn taak als filosoof wordt pas interessant als een wetenschapper zijn bewijsmateriaal en zijn claims laat beïnvloeden door zijn politieke, economische of sociale waarden. Je kan als wetenschapper nog zo'n fan zijn van Stalin, maar daarom mag je niet zeggen dat Darwinisme niet klopt. Hoe spelen waarden een rol bij het formuleren van een theorie? Zijn er ook momenten waarbij het wel in orde is als een wetenschapper zijn eigen achtergrond zijn keuzes laat beïnvloeden? Er is de laatste tijd veel geschreven over het principe risk assessment. Kort gezegd zegt de filosofie van risk assessment het volgende. Als wetenschapper weet je nooit honderd procent zeker dat je hypothese klopt, hoeveel bewijs je ook verzameld hebt. Stel nu dat je een hypothese over klimaatverandering hebt, die zegt dat Nederland over vijftig jaar compleet onder water komt te staan tenzij we bepaalde maatregelen treffen. Dan zal je die hypothese sneller naar buiten brengen dan wanneer de consequenties minder erg waren. Je hebt intuïtief gezien minder bewijs nodig, je kan minder zeker van je zaak zijn, voordat je beleidsmakers inlicht. Want stel toch dat je gelijk zou hebben. Het risico dat je loopt is wel heel groot. Aan de andere kant zou je kunnen denken dat de maatregelen die getroffen moeten worden wel heel veel geld gaan kosten. Dan wil je misschien weer meer bewijs hebben voordat je je hypothese voor beleidsdoeleinden aanneemt. Het is dus altijd een afweging van risico's, een risk assessment.
Deze beschrijving van hoe waarden een rol spelen in wetenschap is niet compleet. Wetenschap bestaat uit veel meer dan het aannemen van hypotheses. Soms formuleer je wel een hypothese maar publiceer je alleen je vertrouwen in die hypothese (ik weet 95% zeker dat...). Soms formuleer je geen hypothese, maar probeer je een model te maken voor een bepaald fenomeen. Soms werk je in een vakgebied waar risico's helemaal geen rol spelen. Want wat maakt het voor de maatschappij uit of je het skelet van die tyrannosaurus helemaal goed in elkaar hebt gezet?
Dat is een ander aspect van wetenschapsfilosofie, van onderzoek in het algemeen, dat ik heel fijn vind: het is niet af. Er is nog genoeg te onderzoeken. Bovendien is dit onderzoek ook nog toepasbaar. Want als we weten wat de consequenties van het gebruik van waarden in wetenschap zijn, dan kunnen we daar als beleidsmakers ook over nadenken. Zijn er bepaalde regels nodig om de invloed van waarden te beperken? Of juist niet? Uiteraard kan ik zulke grote vragen nooit in mijn eentje oplossen. Maar ik heb zin om een begin te maken.
woensdag 2 maart 2011
A Day In The Life
Wat doe ik nu eigenlijk de hele dag?
Ik kan me voorstellen dat de overgrote meerderheid van de Nederlanders, wat zeg ik, de overgrote meerderheid van de mensen die ik ken, dat niet weet. Ik doel hier niet op de veelgenoemde klacht dat Plato en The Secret in de gemiddelde boekenwinkel dezelfde kast toegewezen krijgen (wel erg!). Of de onlangs gehoorde opmerking dat ik misschien wat meer moet studeren en wat minder moet netwerken (er is immers een verschil tussen er over schrijven, je weet wel, human interest en er de hele dag mee bezig zijn). Nee, de algemenere vraag: waar bestaat mijn werkdag uit?
Er zullen zat mensen nu op hoge poten opspringen (leuk beeld!) en roepen: maar hee, wacht eens even, je bent student, je werkt niet! Daarop is mijn antwoord: zolang ik elke maand een bedrag van de overheid krijg om essays te schrijven vind ik dat werk. Het studentenleven beschouwen als een vier jaar (ok, zes jaar) lange vakantie, danwel als student danwel als politicus, lijkt me onterecht. Dat levert respectievelijk een zesjesmentaliteit of forse bezuinigingen op de kenniseconomie op.
Met die opmerking uit de weg dus mijn werkdag van vandaag. Gewoon, voor de human interest.
08:45 In de bus, met een artikel van mevrouw Steele. Beetje lezen, beetje naar het mooie doch regenachtige Londen kijken.
09:15 Met een flinke bak thee achter mijn bureau. Eerst maar even het artikel van Jeffrey lezen, geschreven in de jaren vijftig maar nog steeds relevant. Dan proberen zijn argumentatie in een A4-tje samen te vatten. Wat is de structuur van zijn artikel? Ben ik het met hem eens? En als hij gelijk heeft, wat betekent dat dan voor mijn onderzoeksvraag?
12:00 Tijd voor lunch! Even proberen de flyers op de campus te ontwijken (er zijn universitaire verkiezingen, daar trekken ze van alles voor uit de kast, van tijgerkostuums tot stoepkrijt), dan bij de lunchroom een broodje en een peer halen.
12:15 Mmmm, peer. Achter mijn bureau, met het artikel van Steele, om het uit te lezen en dan een samenvatting te maken. Steele schreef haar artikel een paar dagen geleden en heeft het aan mij toegestuurd toen ik haar daar om vroeg. Ik kan haar dus alles vragen wat ik wil (of dat ga ik in elk geval proberen!). Even een nette mail typen met twee centrale vragen. En tussendoor, een klein paniekmomentje als ik een mail binnen krijg over een van mijn fondsenaanvragen. Blijkt dat ze meer info nodig hebben. Gelukkig kan ik het snel oplossen door een laatste formuliertje in te vullen en terug te sturen naar de secretaresse.
16:00 Het departement drinkt koffie. Discussie over het Leven als Academicus, ongevraagd advies van prominenten aanhoren en proberen optimistisch te blijven als een postdoc over de arbeidsmarkt begint. Opmerking van de dag, van M., philosopher of physics: "Global warming? Daar maak ik me geen zorgen over hoor. Uiteindelijk is er maar een ding belangrijk en dat is zwaartekracht. De zon heeft niet zo lang meer, over een paar biljoen jaar wordt-ie toch een rode reus." Ik vertel een leuke anecdote over hangjongeren in mijn thuiswijk Islington die oude vrouwtjes met uien bekogelen.
18:30 Terug in de bus. Paar pagina's van Douglas' boek lezen, het meest recente werk in de niche die ik voor mijn onderzoek bestudeer, maar vooral ook uit het raampje kijken. Het is lekker rustig dus zit ik bovenin en voorin in de dubbeldekker. Ik denk met een glimlach aan de beroemdste wetenschapsfilosofe van het moment, die me toevertrouwde dat ze graag op die plaats zit en dan doet alsof ze buschauffeur is. (Toch twijfels over haar carriere?)
Morgen, als jullie het leuk vinden, ook een post over mijn dag buiten het Londense academische leven. Op de planning staan alvast het lezen van een hoofdstukje uit Douglas' boek, patat van de Burger King op King's Cross, de wekelijkse leesgroep in Cambridge en een departmental seminar over de geschiedenis van lepra. Hoera! Dat toch liever dan achter het stuur van de dubbeldekker.
Ik kan me voorstellen dat de overgrote meerderheid van de Nederlanders, wat zeg ik, de overgrote meerderheid van de mensen die ik ken, dat niet weet. Ik doel hier niet op de veelgenoemde klacht dat Plato en The Secret in de gemiddelde boekenwinkel dezelfde kast toegewezen krijgen (wel erg!). Of de onlangs gehoorde opmerking dat ik misschien wat meer moet studeren en wat minder moet netwerken (er is immers een verschil tussen er over schrijven, je weet wel, human interest en er de hele dag mee bezig zijn). Nee, de algemenere vraag: waar bestaat mijn werkdag uit?
Er zullen zat mensen nu op hoge poten opspringen (leuk beeld!) en roepen: maar hee, wacht eens even, je bent student, je werkt niet! Daarop is mijn antwoord: zolang ik elke maand een bedrag van de overheid krijg om essays te schrijven vind ik dat werk. Het studentenleven beschouwen als een vier jaar (ok, zes jaar) lange vakantie, danwel als student danwel als politicus, lijkt me onterecht. Dat levert respectievelijk een zesjesmentaliteit of forse bezuinigingen op de kenniseconomie op.
Met die opmerking uit de weg dus mijn werkdag van vandaag. Gewoon, voor de human interest.
08:45 In de bus, met een artikel van mevrouw Steele. Beetje lezen, beetje naar het mooie doch regenachtige Londen kijken.
09:15 Met een flinke bak thee achter mijn bureau. Eerst maar even het artikel van Jeffrey lezen, geschreven in de jaren vijftig maar nog steeds relevant. Dan proberen zijn argumentatie in een A4-tje samen te vatten. Wat is de structuur van zijn artikel? Ben ik het met hem eens? En als hij gelijk heeft, wat betekent dat dan voor mijn onderzoeksvraag?
12:00 Tijd voor lunch! Even proberen de flyers op de campus te ontwijken (er zijn universitaire verkiezingen, daar trekken ze van alles voor uit de kast, van tijgerkostuums tot stoepkrijt), dan bij de lunchroom een broodje en een peer halen.
12:15 Mmmm, peer. Achter mijn bureau, met het artikel van Steele, om het uit te lezen en dan een samenvatting te maken. Steele schreef haar artikel een paar dagen geleden en heeft het aan mij toegestuurd toen ik haar daar om vroeg. Ik kan haar dus alles vragen wat ik wil (of dat ga ik in elk geval proberen!). Even een nette mail typen met twee centrale vragen. En tussendoor, een klein paniekmomentje als ik een mail binnen krijg over een van mijn fondsenaanvragen. Blijkt dat ze meer info nodig hebben. Gelukkig kan ik het snel oplossen door een laatste formuliertje in te vullen en terug te sturen naar de secretaresse.
16:00 Het departement drinkt koffie. Discussie over het Leven als Academicus, ongevraagd advies van prominenten aanhoren en proberen optimistisch te blijven als een postdoc over de arbeidsmarkt begint. Opmerking van de dag, van M., philosopher of physics: "Global warming? Daar maak ik me geen zorgen over hoor. Uiteindelijk is er maar een ding belangrijk en dat is zwaartekracht. De zon heeft niet zo lang meer, over een paar biljoen jaar wordt-ie toch een rode reus." Ik vertel een leuke anecdote over hangjongeren in mijn thuiswijk Islington die oude vrouwtjes met uien bekogelen.
18:30 Terug in de bus. Paar pagina's van Douglas' boek lezen, het meest recente werk in de niche die ik voor mijn onderzoek bestudeer, maar vooral ook uit het raampje kijken. Het is lekker rustig dus zit ik bovenin en voorin in de dubbeldekker. Ik denk met een glimlach aan de beroemdste wetenschapsfilosofe van het moment, die me toevertrouwde dat ze graag op die plaats zit en dan doet alsof ze buschauffeur is. (Toch twijfels over haar carriere?)
Morgen, als jullie het leuk vinden, ook een post over mijn dag buiten het Londense academische leven. Op de planning staan alvast het lezen van een hoofdstukje uit Douglas' boek, patat van de Burger King op King's Cross, de wekelijkse leesgroep in Cambridge en een departmental seminar over de geschiedenis van lepra. Hoera! Dat toch liever dan achter het stuur van de dubbeldekker.
dinsdag 1 maart 2011
De allesweter en de aanpasser
Leuk hoor, conferenties. Er is altijd een uitgebreid buffet en men drinkt er interessante lokale biertjes. Je mag eindelijk weer een keer je nette kleding aan, toch niet een dagelijkse aangelegenheid voor een aspirerend academicus. Bovendien is het vaak op een exotische locatie. Ah, en dan was er nog iets, hoe heet het ook al weer, inhoud.
Nu gaat het leven vaker over de vorm dan om de inhoud en hetzelfde geldt voor netwerken. Net zoals mensen liever naar een conferentie gaan als er allemaal fijne extra's bij zitten, nemen mensen liever iemand aan waar ze het goed mee kunnen vinden.
Tijd voor een beetje anecdotal evidence. Een medestudent van me, M., heeft een uitgebreide achtergrond in filosofie van quantummechanica en om die reden denkt hij ook veel af te weten van politiek, kerkmuziek, vrouwen, biologie en Britse eetgewoontes. Daarom vertelt M. je vanuit de goedheid van zijn eigen hart graag precies wat er mis is met je standpunt, vaak nog voor je het standpunt hebt uitgesproken en in het bijzonder als je hoogleraar bent, want dan moet je toch beter weten. Het is het soort mens dat lange epistels schrijft over de pedagogisch-didactische kwaliteiten van zijn docent en die dan naar het hoofd van het departement wil sturen (true story).
Nee, dan C., moeder van een kleuter, die na tien jaar in financiën te hebben gewerkt nu de eerste voorzichtige stappen zet in de academische wereld. Toen ze haar eerste essay moest schrijven riep ze verschrikt uit: "Maar ik heb al jaren niets anders dan een verjaardagskaart geschreven!" Ze loopt graag tijdens de office hours de kamer van een docent binnen en vraagt dan om hulp.
Dan nu de vraag: wie neem je liever aan? Een bevriend academicus gaf toe M. nooit aan te nemen als hij zijn houding niet zou veranderen, hoe slim hij ook is. Tenzij de universiteit waar hij solliciteert dus door goed geluk nooit met hem in aanraking komt zit een stralende toekomst er niet voor hem in. C. daarentegen past zich aan, met succes. Inmiddels heeft ze aardig contact met een prestigieuze Londense universiteit. Haar onderzoeksvoorstel, een vernieuwende combinatie tussen evolutiebiologie en economie, wordt goed ontvangen en er zijn mensen graag bereid om een leuke aanbevelingsbrief voor haar te schrijven.
Wat kunnen degenen die niet in zo'n extreme situatie als M. of C. zitten, hier van leren? De reden dat C. het nu goed doet is dat ze, elke keer als ze een probleem had, een vraag stelde aan iemand aan de universiteit. Ze liet zien dat ze, hoewel ze geen sterke achtergrond had, wel heel flexibel was. Terwijl M. nooit toe zal geven dat hij fout zit. Dit brengt me op het eerste belangrijke punt in mijn sollicitaties voor promotieplekken: vraag anderen om hulp. Pas je aan. Laat zien dat je open staat voor suggesties, in plaats van anderen steeds suggesties te doen over hoe zij zich aan kunnen passen...
...of denken jullie dat het anders zit?
Nu gaat het leven vaker over de vorm dan om de inhoud en hetzelfde geldt voor netwerken. Net zoals mensen liever naar een conferentie gaan als er allemaal fijne extra's bij zitten, nemen mensen liever iemand aan waar ze het goed mee kunnen vinden.
Tijd voor een beetje anecdotal evidence. Een medestudent van me, M., heeft een uitgebreide achtergrond in filosofie van quantummechanica en om die reden denkt hij ook veel af te weten van politiek, kerkmuziek, vrouwen, biologie en Britse eetgewoontes. Daarom vertelt M. je vanuit de goedheid van zijn eigen hart graag precies wat er mis is met je standpunt, vaak nog voor je het standpunt hebt uitgesproken en in het bijzonder als je hoogleraar bent, want dan moet je toch beter weten. Het is het soort mens dat lange epistels schrijft over de pedagogisch-didactische kwaliteiten van zijn docent en die dan naar het hoofd van het departement wil sturen (true story).
Nee, dan C., moeder van een kleuter, die na tien jaar in financiën te hebben gewerkt nu de eerste voorzichtige stappen zet in de academische wereld. Toen ze haar eerste essay moest schrijven riep ze verschrikt uit: "Maar ik heb al jaren niets anders dan een verjaardagskaart geschreven!" Ze loopt graag tijdens de office hours de kamer van een docent binnen en vraagt dan om hulp.
Dan nu de vraag: wie neem je liever aan? Een bevriend academicus gaf toe M. nooit aan te nemen als hij zijn houding niet zou veranderen, hoe slim hij ook is. Tenzij de universiteit waar hij solliciteert dus door goed geluk nooit met hem in aanraking komt zit een stralende toekomst er niet voor hem in. C. daarentegen past zich aan, met succes. Inmiddels heeft ze aardig contact met een prestigieuze Londense universiteit. Haar onderzoeksvoorstel, een vernieuwende combinatie tussen evolutiebiologie en economie, wordt goed ontvangen en er zijn mensen graag bereid om een leuke aanbevelingsbrief voor haar te schrijven.
Wat kunnen degenen die niet in zo'n extreme situatie als M. of C. zitten, hier van leren? De reden dat C. het nu goed doet is dat ze, elke keer als ze een probleem had, een vraag stelde aan iemand aan de universiteit. Ze liet zien dat ze, hoewel ze geen sterke achtergrond had, wel heel flexibel was. Terwijl M. nooit toe zal geven dat hij fout zit. Dit brengt me op het eerste belangrijke punt in mijn sollicitaties voor promotieplekken: vraag anderen om hulp. Pas je aan. Laat zien dat je open staat voor suggesties, in plaats van anderen steeds suggesties te doen over hoe zij zich aan kunnen passen...
...of denken jullie dat het anders zit?
Abonneren op:
Posts (Atom)