donderdag 17 juli 2014

Dr. Me

"Goh, ik dacht dat je postdoc was!" zei laatst een geinteresseerde masterstudente tegen me.
"Wat, zie ik er zo belabberd uit dan?" was mijn reactie. Ik word cynisch, zo tegen het eind van het derde jaar van mijn promotie. En ik had nog zo gezegd dat ik positief zou blijven.

Laat ik mezelf verdedigen - ik probeer geen masterstudentes af te schrikken van de wonderlijke academische wereld. Het is een logische reactie als je zo om je heen kijkt. Promoveren is, ondanks alle cynische grappen en wanhopige artikelen die zo nu en dan de kop op steken, in essentie een baan van vier jaar lang waar je onder (soms goede, soms minder goede, maar in elk geval aanwezige) begeleiding, en met een bescheiden maar afdoende salaris, langzaamaan een boekwerk vol mag schrijven met je eigen ideeen. Veel schrijvers zouden stikjaloers zijn. Nee, dan een postdoc: binnen een jaar moet je, zonder enige hulp of advies, in een nieuwe stad in een hoogstwaarschijnlijk ver en veel te exotisch land (de Verenigde Staten, bijvoorbeeld), eh... wat doen postdocs eigenlijk? Als je postdocs wil geloven is de belangrijkste taak die je hebt solliciteren voor de volgende postdoc. Want dat is het enige in je gedachten: haal ik de volgende sprong?

Toch proberen we het allemaal. Je kan geen blazer aantrekken naar kantoor (ik had het koud, toevallig!) of iemand vraagt je, met een maniakale blik in zijn ogen, of je een sollictatiegesprek hebt. Aan de eettafel thuis maken mijn ook promoverende huisgenoot en ik grapjes over de banenmarkt. Zo stuurde ik hem onlangs het volgende plaatje:

Je weet wel, om hem op te vrolijken over hoe lastig het allemaal is. Zijn reactie was bitter cynisch: "Leuk plaatje hoor, maar Dr. Me lacht, dat kan niet kloppen". Uiteindelijk besloten we dat het een leegogige grimas, een blik vol wanhoop was. Dr. Me, op dit plaatje, denkt "Oh god, wat nu?!"

Er is een postdoc hier op de faculteit die ik eigenlijk alleen tegenkom in ons kleine kantoorkeukentje. Hij zit daar dan alleen, aan het tafeltje, een broodje te eten, voor zich uit starend. Altijd een vriendelijke glimlach op zijn gezicht. Maar wat schuilt daar achter?

zondag 5 februari 2012

De jongen die het geld niet kreeg

Achteraf gezien had ik vorig jaar misschien niet grappend tegen student G. moeten zeggen dat ik hem desnoods te lijf zou gaan om in plaats van hem die ene beurs te krijgen. Hoewel hij en ik er op dat moment smakelijk, doch ietwat geforceerd om konden lachen, denk ik nu af en toe met een wrang gevoel aan terug. Arme G. is inmiddels al weer een half jaar bezig aan een Nederlandse universiteit om in plaats van een PhD maar een tweede master te doen. Dat had ik net zo goed kunnen zijn!


Of niet? Ik sprak later een medestudent, R., die mij prees om mijn fashionable scriptieonderwerp. Volgens hem was het tussen G. en mij geen kwestie van wie er intelligenter was, maar een heel simpel verschil in de hipheid van ons interessegebied. Waar G. dolblij werd van geavanceerde theoretische logica, dacht ik 'Kom, dat klimaat, daar hebben ze het zo vaak over, zou dat wat zijn?' Dat bleek een goede gok. Of, om helemaal eerlijk te zijn, ik was niet degene die dat dacht, het was mijn inside man in de universiteit in kwestie. Hij zei een week of wat voor ik mijn beurs-sollicitatiegesprek had simpelweg: 'Dit is wat ze willen horen.'

R. was geschokt toen hij dat hoorde. Wat! Vriendjespolitiek? Op de universiteit? Het moest toch niet gekker worden. Inmiddels is hij zelf bezig met het solliciteren voor PhDs en wat blijkt? Hij kwam laatst naar me toe en zei: "Ik heb precies gedaan wat je zei, gewoon een mail gestuurd aan professor Y van universiteit X om te vragen of hij mijn scriptievoorstel wou lezen en inmiddels heb ik al een mailbox vol aan uitwisselingen over dat voorstel! Hij vertelt precies wat ze willen horen! Fantastisch!"

Is dat een oneerlijke manier van werken? Er blijkt een chique Engelse universiteit te zijn waar dit allemaal niet opgaat - waar mensen wanneer je ze een mail stuurt kortaf terug mailen dat ze niet kunnen overleggen omdat dat 'oneerlijk zou zijn tegenover de andere studenten'. Echt waar? Had G. in het bovenstaande geval niet in contact kunnen treden met de universiteit om te vragen waar ze naar op zoek waren? Wanneer je in het bedrijfsleven solliciteert doe je dat toch ook niet zonder te informeren naar de functieomschrijving...?

vrijdag 14 oktober 2011

Meneer B.


Plotsklaps bedacht ik me dat ik mijn lezers wel heel lang in spanning heb gehouden. De meesten van jullie wisten het natuurlijk al, maar ik heb gewonnen. Hoera! Echter, niemand die me had me verteld (behalve misschien dit boekje) dat het spel nu pas begint.

Want een PhD doen, is dat werken aan je onderzoek? Welnee, althans, niet de eerste twee trimesters. De eerste twee trimesters zijn bedoeld voor algemene verbreding. Dus heb ik nu al meerdere interessante artikelen gelezen over de dood, wordt er verwacht dat ik over enkele weken weet waarom het universum geen deken is en leer ik eindelijk economie.

Ja, meneer B., economieleraar op het zelfstandig gymnasium, u heeft mij lang weten te weerhouden ook maar iets met economie te maken te willen hebben. Dat u de les begon met een mondelinge overhoring, waarbij steevast een leerling werd uitgekozen, aan een Spaanse-Inquisitie-meets-bad-cop stel vragen werd onderworpen, en u daarna triomfantelijk begon te lachen en met uw voor mij nog steeds onplaatsbare accent uitriep: "Eentjes, eentjes, eentjes!", hielp daar wel bij. Toch is uw plan mooi in het water gevallen. Nu lees ik dus het Journal of Economic Literature en houd ik mij bezig met de zogeheten discount rate, de asset-return puzzels en economic modelling. Soms denk ik met vrees terug aan uw "Alle eentjes zwemmen in het water!", maar dan bedenk ik me: alles beter dan de dood of de deken.

dinsdag 14 juni 2011

Een IJsbeer Van 50.000 Pond

Week 2. Je staat weer tegenover Michael, de breed glimlachende quizmaster. Ditmaal zit er 50.196 pond (op het moment van schrijven ongeveer 56.000 euro) in de pot. Er zijn nog twee, voor de gelegenheid anoniem gemaakte tegenspelers in het spel. We spelen weer: het PhD-spel.

Het PhD-spel is, zoals inmiddels hopelijk duidelijk is, heel ingewikkeld. Elk schema dat ik heb gemaakt was wel op de een of andere manier ontoereikend: het gaf bijvoorbeeld de tijdsafhankelijkheid niet goed weer, of het nam niet mee dat sommige steden leuker zijn dan anderen om in te wonen, of er werd geen rekening gehouden met het feit dat die ene begeleider me wel heel erg zag zitten en even een babbeltje ging doen met het departement om me op een shortlist van maar drie mensen te krijgen voor een veel te nerveusmakende competitie en dat terwijl ik dacht nooit meer echt nerveus voor presentaties te zullen worden maar tenminste had ik een plaatje van een ijsbeer op een van mijn sheets en daar werd dan wel weer een minuut of twee hard om gelachen en nu maar hopen dat dat genoeg is om heel veel geld te krijgen want het zou zo zonde zijn van je treinkaartje Londen anders...

Over een week weet ik of dat laatste is gelukt. Dat is fijn, dat brengt rust, want:

1. Als ik geld krijg dan wijs ik ze niet af. Dus dan weet ik waar ik heen ga.
2. Als ik géén geld krijg kan ik niet naar hen toe, dan blijft er nog maar één optie over, en dan weet ik ook waar ik heen ga.

Beiden zijn goed. Maar tot die tijd is het wel heel erg spannend...

dinsdag 31 mei 2011

Waarden en Wetenschap

Normaal gesproken schrijf ik voornamelijk over mijn belevenissen bij het aanvragen van beurzen. Nu lijkt het me leuk om dit weer een keer te onderbreken voor wat Echte Inhoud. Daarom een link naar het volgende symposium, dat ik met veel plezier bezocht heb:

Het symposium Intelligent Design in the Public Domain

Dit symposium was een discussie tussen wetenschappers, filosofen en theologen over de Intelligent Design-beweging, georganiseerd door wetenschapshistorici. Als je de link volgt kan je alle lezingen van het symposium gewoon thuis achter de PC volgen. Vooral ook leuk voor degenen die niet (meer) dagelijks op de universiteit rondlopen. Ik raad vooral het eerste praatje, van Kenneth Miller uit de Verenigde Staten, aan iedereen aan die niet zo vaak naar dit soort lezingen luistert.

dinsdag 24 mei 2011

Gastschrijver: Merlijn in Parijs

Er zijn uiteraard meer mensen bezig met een uitwisseling in het buitenland. Af en toe publiceer ik daar een stukje van. Wil jij ook een stukje schrijven? Stuur me dan een berichtje.

Bureaucratie

Beste Lezer,

Mijn naam is niet Rosa. Mijn bestemming is niet Londen. Mijn doel is niet eens een PhD. Desondanks zijn de hoepeltjes voor een masterstage in Parijs vergelijkbaar. Rosa suggereerde dat ik hier dus maar een gastblog moest schrijven. Bij dezen.

Merlijn

Bureaucratie. Paarse krokodillen.
En zo voelt het ook écht.

Op het moment ben ik met een viertal beurzen bezig. Een wordt uitgegeven door een overheidsorganisatie van een vreemd land, een door een Nederlandse universiteit, een door een aan diezelfde universiteit gelieerde stichting en een door een internationaal consultancybureau met een vestiging in Amsterdam.
Het vreemde land in kwestie staat bekend om de bureaucratie. Dat uit zich ook in een beursaanvraag. Daarvoor is nodig: een formulier (2 pagina’s), een motivatiebrief (2), een CV (2), een begroting (1), kopieën van diploma’s en cijferlijsten (2x9), een aanbevelingsbrief (2), een toelatingsbrief (1) en een projectbeschrijving (1). Totaal: 29 pagina’s. Eenmaal per e-mail, eenmaal per post. Alleszins redelijk.
De Nederlandse universiteit heeft een ander eisenlijstje. Die willen namelijk een formulier dat ondertekend is door de buitenlandcoördinator van de faculteit. Ze willen het bovendien binnen een week nadat je de aanvraag hebt ingediend, en dat vertellen ze op het moment dat je dat al hebt gedaan. De buitenlandcoördinator wil dan alleen wel een toelatingsbrief van je toekomstige stagebegeleider en een akkoord van de examencommissie. Dus mail je die examencommissie. Maar oeps! Dat moet via je studieadviseur, dus moet je eerst dáár maar eens mee mailen. En uiteraard werken deze mensen maar twee dagen in de week (afgezien van de voorzitter van de examencommissie die het akkoord uiteindelijk snel geregeld had).

Het internationale consultancybureau is dan een verademing. Een webformuliertje, waarin moet worden meegestuurd: een motivatiebrief, een cv, wat je totale begrotingsbedrag is, wat je andere inkomstenbronnen zijn en wat je nog nodig hebt. Klik. Verstuurd.
Tsja.
Dan hebben we nog de aan de universiteit gelieerde stichting. Die stichting geeft de kleinste beurzen van allemaal, en daar staat de grootste bureaucratie tegenover. An sich valt de aanvraag nog wel mee: Een aanvraagformulier (2 pagina’s), samenvatting en toelichting begroting (1), projectbeschrijving (1-2), persoonlijke motivatie, formele inbedding, contacten op die universiteit (1), aanbevelingsbrief volgens specifieke eisen van deze stichting (2), toelatingsbrief (1), CV (2), gewaarmerkte cijferlijst en kopie BA-cijferlijsten (5). Totaal: 15 pagina’s.
Maar nu komt het: dat moet je wel in tienvoud inleveren. Oh, en vergeet niet je bijlagen correct te nummeren!

Gelukkig maar dat die beurs niet strikt noodzakelijk is om te doen wat ik (rechts) al deed toen ik negen was: Me verbazen over (in dit geval: drijf-)zand.

Als Ik Wil

Ben ik er net van overtuigd dat de Godin der Promoties een wispelturig wezen is (dat bovendien voortdurend aan het flirten is met de God der Bureaucratie), een dame van boven die er speciaal op uit is om mij voor lastige keuzes te stellen, overkomt me dit.

Ik kreeg net een e-mail van de universiteit waar ik het afgelopen half jaar onderzoek heb gedaan. Ik ben "shortlisted" (A short list or shortlist, merkt Wikipedia guitig op, is a list of candidates for a job, prize, award, political position, etc., that has been reduced from a longer list of candidates (sometimes via intermediate lists known as "long lists"). The length of short lists varies according to the context.) voor een beurs, dus of ik even heen en weer wil vliegen voor een interview.

OK, het is nu officieel: ik zet lekker hard mijn "Doe niet zo moeilijk, het komt allemaal wel goed" playlist op.